Rumi – De kikkererwt in de kookpot

Een kikkererwt springt bijna over de rand
van de pot waarin hij gekookt wordt.

“Waarom doe je mij dit aan?”

De kok slaat hem neer met zijn pollepel.

“Waag het niet om weg te springen!
Jij denkt dat ik je martel?
Ik geef jou smaak,
Zodat je kan vermengen met de kruiden en de rijst
Om samen liefelijke vitaliteit aan de mens te geven.

Herinner je je hoe je ooit regen dronk in de tuin?
Dat was hiervoor.”

Eerst genade. Seksueel genot.
Dan begint het kolkende nieuwe leven,
en de Vriend heeft iets goeds te eten.

Uiteindelijk zal de kikkererwt
smeken tot de kok:
“Kook me nog een beetje.
Sla me met je spaan.
Dit kan ik niet alleen.

Ik ben als de olifant, dromend over de tuinen,
daarginds in Hindustan, en besteed geen aandacht
aan mijn drijver. Jij bent mijn kok, mijn drijver,
mijn pad naar het bestaan. Ik heb je kookkunst lief.”

De kok zegt: ”ooit was ik als jij,
vers uit de aarde. Dan kookte ik in tijd,
en kookte ik in het lichaam. Tweemaal kookte ik heftig.

Mijn dierenziel werd krachtig.
Ik beheerste het door te oefenen,
en kookte weer, en nog een volgende keer.
En werd jouw leraar.”

(Mijn vertaling van Rumi’s “Chickpea to cook”, in de versie van Coleman Barks)

Dit bericht werd geplaatst in de geheime schatkist, poezie, rumi. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie