2075 – Een terugblik op 50 jaar MMD

“Het voelde aan als vloeibaar worden,” mompelt de nu 80-jarige DVL terwijl hij onhandig tracht zijn tranen te verbergen. “Ik kon niet meer zijn wie ik was omdat ik niet meer bestond,” fluistert hij en kijkt weg van de camera’s.

Het is een van de vele getuigenissen die we konden optekenen op de 50ste verjaardag van de invoering van de MaandagMeditatieDag, de MMD zoals we die allemaal zo goed kennen. Het drastische en nooit geziene besluit om op wereldniveau een volledige dag op te offeren aan het mediteren stuitte in de beginjaren op groot verzet. Markten zouden ineenstorten, oorlogen zouden die dag willens nillens moeten ophouden, de economie zou onherstelbare schade lijden, verkeersongevalsspecialisten zouden die dag werkloos blijven. Kortom, de lijst van calamiteiten die de wereld zou overkomen door MMD was schier eindeloos.

“Opeens merkte ik dat er geen verschil was tussen mij en degene die ik achternazat in mijn tank,” getuigt een anonieme oud-strijder. “Na mijn vijfde meditatiemaandag ben ik op de dinsdag uit mijn vehikel gestapt, en ben er nooit meer terug in gestapt.” Hij was niet de enige, en hoewel het voor de meesten langer dan enkele weken duurde, werd het effect van MMD op de slagvelden toch na enkele maanden al zichtbaar. Desertie werd schering en inslag. “Ik weiger nog een wapen op te nemen tegen mezelf!” was de roep die weerklonk in de woesternijen van de oorlogsgebieden over de hele wereld.

Natuurlijk liep het hele proces niet over rozen: machtsgeile tirannen probeerden knarsetandend het proces tegen te houden dat zich onvermijdelijk scheen te voltrekken. En stilaan arriveert de mensheid nu op het punt dat niemand een halve eeuw geleden ooit voor mogelijk had geacht toen oorlogen eindeloos leken, elk land zich terugplooide op de oorlogseconomie, dictators de macht grepen en het einde van de mensheid nabij leek. Het was niet vijf voor, maar vijf over twaalf. Die herinnering aan de gruwel van het jaar 2025 moet onze meditatiemotivatie voor eeuwig levend houden.

De slogan”nooit meer oorlog”, zo lang een illusie, wordt werkelijkheid!

Gelukseconoom LR is duidelijk: “MMD was en is kosteloos en eenvoudig toe te passen, voor iedereen toegankelijk en oneindig uitbreidbaar tot DMD, op termijn misschien WMD. En het is ondertussen gebleken dat wij op de Meditatieloze Dagen zinvoller werk verrichten, om niet te spreken van de geweldstatistieken die dusdanig zijn gedaald dat zelfs politiekorpsen zich bezinnen over het zichzelf opheffen. En dan spreek ik nog niet over alle andere neveneffecten zoals een daling van de stijging wat betreft de gevreesde klimaatopwarming, en stijging van de dalingen op zoveel andere vlakken!”

“Ik wilde het niet,” zucht DVL als hij op die 50 jaar terugblikt. “Ik heb zo hard gevochten om het niet te zien en toen ik het zag, kon ik het nooit meer ont-zien: we zijn allen een, allen met elkaar verbonden door de oneindige navelstreng van het leven en de liefde.”

De volledige reportage met nog meer ontroerende getuigenissen is vanaf vandaag te bekijken op DMDvooriederswelzijn_vooraltijd. Wilt u ook getuigen? Dat kan! Aarzel niet en draag uw meditatiesteentje bij tot een steeds mooiere wereld!

Geplaatst in amusement, wereld | Een reactie plaatsen

Achter de stoof

Mijn bomma zat achter haar Leuvense stoof en draaide met haar duimen. Daarbij durfde ze wel eens “jaja, neenee” zeggen. Een wijs mens, die bomma, ze wist dat ja bij nee hoorde zoals dag bij nacht en menselijk bij onmenselijk.

Menselijk, zo’n mooi woord. “Wees nu toch eens menselijk,” zeggen we, en we bedoelen niet: maak elkaar af. Of: “Al die oorlogen, dat is toch niet menselijk meer?” Waarmee we lijken te bedoelen dat mensen elkaar zoiets nooit zouden aandoen. Zo is dat toch. Dat doen mensen toch niet?

Missen, daar zijn we ’t over eens, is menselijk.Emoties allerhande, ook als ze eens pikzwart zijn, je kan er altijd een menselijke soep van koken. Huil maar eens goed, zeggen we, het is heel menselijk dat je je zo rottig voelt.

Het vervelende met onmenselijk is, dat het nog steeds menselijk is. Ja, elkaar eens flink afslachten, dat is ook menselijk. Al dat onbegrip, zeer menselijk toch? Elkaar een kloot aftrekken, menselijk. Maak er twee van, op een been kan je niet staan.

Dat we alle kloterij onmenselijk noemen, betekent het dat we de mens intrinsiek een redelijk wezen vinden? Daar heeft het alle schijn van. En toch.

Hier is een jaja, neenee op z’n plaats. Schuif op, bommaatje, ik kom naast je zitten achter de stoof. Je mag me leren duimen draaien.

Geplaatst in amusement, wereld | Een reactie plaatsen

Goddelijke Omo

Ze heeft een bekentenis te doen, zegt ze tegen haar twee oudere zussen. Dat ze hen betrokken heeft in een valselijke confessie en het nu, na zestig slordige jaren, eindelijk tijd is om schoon schip te maken.

Zij is aan trammetje zeven begonnen, de andere twee zitten al op dat trammetje, ik ben het achterkomertje dat amper tram zes heeft gezien. Het zesde en het negende gebod, zegt ze, en ik moet haar vragen wat die precies weer waren. Vaag herinner ik me het rijmpje dat we uit het hoofdje moesten leren en waarbij we ons vooral geen vraagjes mochten stellen.

Ter lering en vermaak van de jongere generaties noteer ik ze hier allemaal nog eens: Bovenal bemin één God. Zweer niet ijdel, vloek noch spot. Heilig steeds de dag des Heren. Vader, moeder zult gij eren. Dood niet, geef geen ergernis. Doe nooit wat onkuisheid is. Vlucht het stelen en bedriegen. Ook de achterklap en ‘t liegen. Wees steeds kuis in uw gemoed. En begeer nooit iemands goed.

Onkuisheid dus, zuster Dinges had gedonderpreekt dat niemand, maar dan ook niemand vrij was van zondigen tegen het zesde en negende. En aangezien liegen en bedriegen, aldus mijn jongste oudste zus, betekende dat de duivel een weerhaak in je buik ramde en je zo de hel in zeulde, kon je maar beter alles opbiechten zodat je zieltje weer witgewassen werd met Goddelijke Omo, zoals het populaire witwasmiddel in de vijftiger jaren van vorige eeuw heette.

Zelf herinner ik me nog wat een klus dat biechten wel was: je kon maar beter iets te zeggen hebben, maar ook weer niet al te veel want dan kreeg je een overdosis weesgegroetjes aan je been en dus was de standaardbiecht een opsomming van ongehoorzaamheidje, snoepje gepikt, ruzie met broertje, misschien eens verdomme gezegd, waarbij ook belangrijk dat je het aantal keer precies kon vermelden: drie keer ongehoorzaamheidje, twee snoepjes, vier ruzies (daar zat je altijd goed mee), en een klein verdommetje (want daarmee bevond je je al op glad ijs). Je stem trilde een beetje tijdens die opsomming want je wist maar nooit, in dat rare donkere hok met een rood gordijn ervoor dat je niet helemaal kon dichttrekken, met een hele klas die zijn best deed om mee te luisteren en achter een traliehek de schaduw, vertegenwoordiger van de Almachtige.

Die sprak dan het laatste oordeel over je uit en kon soms vervelend uit de hoek komen met verordeningen zoals: zeg tegen uw vader/moeder dat gij dat nooit meer zult doen, snoepjes nemen zonder te vragen! Aangezien ik op geen enkele wijze op de hoogte was gebracht over het bestaan van het biechtgeheim zorgde dergelijke uitspraak voor extra stress: meneer pastoor zou immers gegarandeerd bij moeder of vader controleren of ik zijn bevel had opgevolgd.

Terug naar jongste oudste zus en haar bekentenis: na lang en intens innerlijk overleg besloot ze bij de volgende biechtactiviteit het woord “onkuisheid” te laten vallen. De inhoud van de term was haar onbekend, maar door de opbiechting werd ze alvast vrijgesproken van liegen en bedriegen en zou de witwassing vanzelf in werking treden dank zij de milde zegen van de biechtvader die wist dat iedereen, maar dan ook iedereen willensnillens tegen dit gebod zondigde en haar dus vast een dappere meid zou vinden.

Zo geschiedde. Groot was echter haar verbazing toen de biechtvader donderde: “en met wie hebt gij dat gedaan?” Zoiets was nieuwe informatie: onkuisheid moest blijkbaar met iemand anders gebeuren! Wat nu? Omdat de meeste zondekens met de twee oudere zusjes werden gepleegd, was dat het eerste antwoord dat in haar opkwam: “Met mijn zussen, eerwaarde vader.” Maar de marteling was nog niet voorbij. Zijn luisterend oor kwam vervaarlijk dicht bij de tralies nadat hij met dwingende stem de hamvraag stelde: “En wat hebt gij precies gedaan?”

Stilte. Het kon niet “aan elkaars haar trekken” zijn, want dat had ze al bekend. Maar wat dan wel?

Ik wacht! Wat hebt gij gedaan?

Indien gij niet opbiecht, dan komt ge in de hel, dat weet ge toch!
….
Dan kan ik u geen absolutie geven, kind. Gij zult branden in de hel.

In de verbeelding van jongste oudste zus stond die nacht de wereld stil. Elk moment kon het gebeuren: de solferwalm, de weerhaak, de duivel.

Ze is nog steeds amper tien als ze eraan terugdenkt.

Geplaatst in amusement, wereld | Een reactie plaatsen

Awel wat, ma?

– Awel, meisje?
– Awel wat, ma?
– Je bent zo stillekens.
– Niet veel te zeggen zeker?
– En noppes over de koers, of de verjaardag van mijn overlijden? Ik ben nog altijd dood hoor.
– De vrouwen koersen nu ook, ma, wat zeg je daarvan? Ze hebben hun eigen toerdefrans.
– Ik koerste ook eens graag, als we met de KWB gingen fietsen, vlak na de oorlog, met de hele bende, dan kon ik ook flink gas geven. Wind van voor, rok met een wasspeld vastgemaakt tussen de benen (ja, dat moest van de proost, er waren al accidentjes gebeurd met plots opwaaiende zomerjurken) en trappen maar. En je vader achter mij aan, Madeleine, riep hij, wacht op mij! Haast u maar een beetje, riep ik terug over mijn schouder, straks heeft er een andere jongen mij ingehaald. Maar hij haalde me in, allez, ik liet me inhalen, laten we ’t zo zeggen. En dan de Congo hé, wat een avontuur was me dat. Ja,we hadden een wild en wonderlijk leven. En met jou, bleekskes en zwijgzaam?

Bea, die ik heel even mocht kennen toen ik 17 was, stierf zopas een dood met voorbedachte rade. Ze zou mij niet herinnerd hebben: het stille meisje dat vlechtjes nog niet ontgroeid was. Maar haar vrolijkheid is voorgoed in mijn geheugen gegrift.

Per geluk kwam ik enkele lentemaanden in haar vaarwater terecht en met een vanzelfsprekendheid die mij buitenaards genereus leek, liet ze me deelnemen aan haar leven. Zorgeloos en complexloos zichzelf, sleepte ze mij samen met haar vrienden mee naar een namiddagvoorstelling van Easy Rider in de plaats van het hoorcollege dat Encyclopedie heette (de naam dekte exact de verbazingwekkende stroeve lading van titels die we uit het hoofd moesten leren) en zong de soundtrack enthousiast mee voor de lege filmzaal.

De woorden “slepende ziekte” zou je nimmer met haar hebben durven associëren.

Opeens is het daar, zegt L aan wie ik mijn ontsteltenis over haar ziekte en overlijden vertel, en staat het midden in je woonkamer. Niet voor je deur, nee, pal voor je neus.

Born to be wild, op de grens van gehoorschade. Een eerbetoon aan jou, Bea.

Geplaatst in muziek, Tour de France, wereld | Een reactie plaatsen

Vaarwel, Mirabelle

Ze was vermoedelijk de jongste van de bende. Nieuwsgierig, gretig, aaibaar. Zo’n vijf jaar geleden arriveerde ze samen met haar mama Esmeralda in onze weide en had het hier meteen naar haar zin. Smikkelen, dollen, rollebollen, onder de kin gekrabd worden, het leven was mooi.

Een paar maanden geleden kreeg ze het moeilijk. Ze leek een zware hoest te hebben en haar hele lijfje schudde en sidderde. Ze werd mak en futloos en de veearts vermoedde een maagprobleem dat zich vanzelf zou kunnen oplossen of misschien ook niet. De zomer kwam, het hoesten verminderde en even hadden we hoop.

Maar van voorloper werd ze meeloper en dat was geen goed teken. Steeds vaker zonderde ze zich af en moesten we haar gaan zoeken in het hoge gras. Ze verstopte zich dikwijls in een hoekje onder een appelboom en kwam niet meer om lekkere schapenkorrels bedelen zoals voorheen. Vanmorgen was ze nergens te vinden.

Onder de appelboom lag ze koud en stil in de ochtenddauw. Het was snel gegaan, beslisten we.

Maar dat weet je nooit zeker. Het verbaast me altijd opnieuw hoe anders dieren met pijn en lijden omgaan dan wij mensen, en hoe, eenmaal dood, het leven meedogenloos verder gaat voor de anderen van de kudde. Missen ze haar? Zien ze in dat mager hoopje vel en botten dat straks in de verbrandingsoven verdwijnt nog een herinnering aan haar?

En wij blijven achter met vragen. Hadden we haar kunnen redden? Haar kunnen behoeden van lijden en pijn? Geen idee.

Nog een laatste aaike van woorden dan maar: vaarwel, lieve Mirabelle.

Geplaatst in wereld | 1 reactie

Vlieg

Een kers is troostend rood en rond en vertrouwd. Dit jaar hing er één aan onze boom. Die lieten we hangen. Alain had er veel en hij bracht er voor ons mee. Alain schildert onze muren, in kalmerend gebroken wit. Omdat het wit gebroken is, kan je er de regenboog in dromen. Hij is de beste schilder van het hele land. Als Van Gogh muren had geverfd, dan hadden ze hem Alain genoemd.

Ik had troost nodig omdat ik een glazen schaal tegen de onherbergzame stenen keukenvloer knalde in een poging tot efficiënt opruimen. Maar ondertussen zijn de zonnebloemen wel geplant, en dat zou Vincent fijn gevonden hebben. Ik stel me voor dat Vincent een man van niet veel woorden was, net zoals mijn moeder zaliger, die zegt ook niet veel, behalve als de Tour eraan komt zoals bijna het geval is, en dan moet ik langere zinnen maken, hoewel het daar te warm voor is, om haar van wederwoord te dienen, ja mama ik weet het, ik heb al veel te lang geen blogskes meer geschreven, en ja ’t is bijna koers en dan babbel je in mijn hoofd want dan is het weer bijna de verjaardag van jouw overlijden en wist je dat Rik Wouters ook in de zomer stierf, volgens de legende waren zijn laatste woorden “Jammer dat ik niet meer schilderen kan, nu ik eindelijk klaar zie.” Wat heb jij gezegd, mama?

Er kwamen zachtsprekende fluweelvoetige getuigen van Jehovah aan de voordeur bellen. We namen hun folder in ontvangst, maar snoerden hen daarna kordaat doch vriendelijk de mond. In hun folder stond dat we geduld moeten hebben. Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn. Geduld, ook, o lezer, alvorens ik tot het onderwerp van de dag kom.

“Vlieg,” zei ik en wat een raar woord dat was. Dat kwam omdat er een vlieg op de tafel naar mij zat te kijken, met grote ondoorgrondelijke facetogen. Dat we toch niet “loop” zegden tegen twee- of vierpoters. Of “kruip” tegen een baby, “kronkel” tegen een slang, en dat ik daarover iets zou kunnen schrijven, eindelijk weer eens iets. Hoe zou je een mens dan noemen, vroeg mijn minzame, vertrouwde en geruststellende tafelgenoot. “Denk” zei ik, terwijl ik hem aandachtig bekeek, als was het voor het eerst.

Maar er is individualisering nodig. Zou ik mezelf op dit ogenblik een “schrijf” durven aanmeten, en sommige anderen zijn gegarandeerd “doe”. Of “verf”, en waarom niet,”babbel” of “dans”?

En misschien moeten we het omkeren. Wat wil ik zijn vandaag? Toch geen “denk” zeker! Nee, we gaan uit de bol met “huppel”.

Of “vlieg”.

Geplaatst in amusement, schrijven, Tour de France | 2 reacties

Niet de vlag

Ooit wilde ik kopers voor mijn woorden
Nu wens ik slechts dat iemand me van mijn woorden weg komt kopen.

Liefelijk waren mijn beelden, en zo diep.
Scenes met Abraham en vader Azar
Beroemd om zijn iconen.

Beu ben ik mijn bezigheden.

Toen kwam een beeld dat vormeloos was,
En ik gaf er de brui aan.

Zoek maar iemand anders om in de winkel te staan.
Ik stop met mijn beeldenmakerij.

Eindelijk smaak ik de vrijheid
Van waanzin.

Zomaar een beeld komt binnen.
Ik schreeuw: Maak je weg! Het versplintert.

Alleen liefde.
Alleen de houder waarin de vlag past,
en een briesje. Maar niet de vlag.

(Rumi: No Flag – versie Coleman Barks, eigen vertaling)

Geplaatst in poezie, rumi | Een reactie plaatsen

Flibbertigibbet

Op de ochtend van Kerstdag in het legendarische jaar 2022 stonden de kiekens van de overbuurman voor de deur. Ik vroeg of ze niet binnen wensten te komen. Ze kakelden van nee, dat ze slechts even naar hoger en droger gelegen gronden wilden migreren aangezien hun eigen domein– ruim bemeten, doch dichtbij de beek gelegen en aldus voor vochtige pootjes zorgend – op deze Hoogdag van Mededogen niet zo toegankelijk was. En ach, een mens – excuseer kip – moet er toch ook af en toe eens uit zijn. Als het dus niet derangeerde zouden ze graag even gebruik maken van onze weilandfaciliteiten en ik zei dat het goed was en ze zolang konden blijven als ze wilden zolang ze de schapen niet plaagden, en goed oppasten als ze daarna de straat weer overstaken.

Zo begon Kerstdag op aangename wijze zowel voor de kippen van de buren als voor de schrijver dezes, die er een blij gevoel aan overhield. Evenzeer was dit gevoel opgetreden op kerstavond na het eindelijk weer aanschouwen van de bloedstollende saga getiteld Sound of Music, een tijdlang gebannen geweest van de huiselijke cinema omdat sommige gezinsleden de neiging hadden te hard en vals mee te brullen met Maria , de swingende nonnen en de brave, brave kindekes von Trapp.

A flibbertigibbet

A will of a whisp

A clown

Ik kan het aanraden, je slaapt er goed van, de bergtoppen zijn nog besneeuwd, de stoute bijna-stiefmoeder komt tot nog inkeer en de slechteriken krijgen nog hun verdiende loon, ver voorbij de aftiteling, maar we weten dat het ervan komt en dat is al genoeg voor een stevige nachtrust.

Meteen voeg ik er, van de gelegenheid gebruik makend, een eindejaarswens aan toe voor al mijn trouwe lezers, geïnspireerd door Moeder Overste van de bovenvermelde kaskraker: volg uw dromen, laat steeds een  venstertje open en ga indien nodig met de startkabels van de slechteriken lopen.

Geplaatst in amusement, wereld | 3 reacties

Kotzebue

Er is een plaats in Alaska die Kotzebue heet. Ik weet niet hoe u Kotzebue uitspreekt, maar ik weet wel hoe ik het doe. Op het moment van dit schrijven is het -12 in Kotzebue. Kotzebue maakt me vrolijk. De naam schrijven en uitspreken is een ware opsteker voor mijn humeur dat in deze donkere dagen veel weg heeft van een op hol geslagen geigerteller. Voor Kotzebue me kwam opvrolijken zat ik te luxueus te kniezen over stortregens, files en vrachtwagens vol bouwmateriaal die me dwongen een kwartiertje te mediteren op 500 meter van mijn woonst. Met dak. Ik ben een gelukzak. Ik had kunnen uitstappen en te voet gaan. Maar het regende en ik kon niet kiezen uit de vijf paraplu’s in mijn kofferbak. Dus was ik het kotsbeu bij mijn thuiskomst en snauwde ondanks het dak boven mijn hoofd en de met steun van onze heldhaftige doch ondergewaardeerde regering gesubsideerde propvolle stookolietank, ondanks dat alles en ondanks nog veel meer, snauwde mijn enige huisgenoot van het moment af die minzaam glimlachte en zich weer verdiepte in de baspartij van “er is een kindeke geboren op aard” of iets dergelijks. Muziek verzacht, dat is algemeen geweten. Hoe heet die film ook alweer waar we elk jaar met Kerst naar kijken, vroeg hij, je weet wel van dat liedje, “I can feel it in my fingers,” en opeens verlang ik ernaar om onder het roodwitte kerstdeken – eveneens bruikbaar op een koele lenteavond – vanop een propvolle sofa (“haal verdorie die voeten uit mijn oor”) mee te brullen “love is all around us” want muziek verzacht, dat weet iedereen, en hoe heet die film ook alweer? Niet zeggen, niet opzoeken, laat de uitgeputte hersentjes rustig hun werk doen. Maar toen begon ik toch te goegelen en kwam ik in Kotzebue terecht, vraag me niet hoe. Een proper plaatske, koud maar dapper. Vanuit je slaapkamerraam kan je de vijand observeren,en met wat geluk dobbert er een ijsschots met een poolbeertje voorbij. Nu alleen de titel van die film nog.

Geplaatst in amusement, film, wereld | 1 reactie

ÄlpûkystÖring

“Het wordt tijd dat je weer eens onder de mensen komt,” zoemde het in de voelsprietjes van de enige alien op aarde.
“Hoe bedoel je,” zoemde de alien terug. “Nee, toch niet…”
“Jawel! Het is nu exact tien jaar geleden, dus tijd voor…”

Het was langer dan tien jaar, dat wist onze alien maar al te goed, dus zoemde ze niets terug, bang dat het anders een dubbele dosis zou worden indien het aliencollectiefgeweten ontdekte dat het zelfs om dertien jaar en een sikkepit ging. Dertien kortlange mensenjaren waarin er genoeg uitdagingen waren geweest zonder dat deze nieuwe er nu echt nog bij hoefde.

Maar zodra het aliencollectiefgeweten aan het zoemen gaat, is er geen houden meer aan, en geen protestkreet hielp, ook niet:

mijn mensenvermomming is te krap geworden
het is veel te mooi weer, er zal geen volk zijn
jamaar, ik heb echt niks, maar dan ook niks nodig

Geen lieve-alien-moederen aan, gaan moest ze.

“En neem een gezinnetje mee,” zinderde het collectief nog genadeloos in haar toch al van prikkels overbelaste voelhoorntjes. “Je mag deze keer een dame van 60+ zijn met dito echtgenoot en vrolijk doch ongeduldige volwassen dochter die in tegenstelling tot jijzelf dol is op dit soort uitjes.”
“Jeetje,” zei de alien, heel menselijk – want ja, na zoveel tientallen jaren op aarde neemt men al wat uitdrukkingen van de natives over. “Jeetje, jeetje, jeetje”.

En zo was het ook. In het waanzinnigste woonwarenhuis ter wereld hadden zich grote on-genietende hordes verzameld, die de alien deden denken aan zwervende thuisloze volkeren uit alle delen van de wereld. Kwamen ze nu schuilen voor de genadeloze zon die hun arme, ooit-blauwe planeet binnenkort definitief zou doen ontvlammen?

In die dertien jaar had de woonwinkel-totaalbeleving-miniprijsjes-zoekende mens geleerd om nog minder te kijken naar elkaar, ze hadden glanzende schermpjes gekregen die ze angstvallig vastklemden, en velen praatten er ook mee, alsof het liefhebbende levende wezens waren, belangrijker dan diegenen die rond hen zwermden in alle formaten en hoedanigheden van menselijkheid.

Ze zagen de alien niet, ook niet toen ze uitgeput neerviel halfweg het parcours tussen hal 13 en 14 – op een sofa die nu nog een veel langere naam had gekregen zodat je van het uitspreken ervan alleen al doodop was – en zich onder de grijze pruik aan de jeukende voelhoorntjes krabde. Zeer volwassen dochter klopte haar troostend op de schouder en zei dat het niet ver meer was, nog een hal of tien te doorworstelen en dan enkel nog de bedevaart naar de kassa’s maar daar kon je jezelf scannen en waarom waarom reden ze nu opeens rond met een ijzeren gevaarte dat gevuld was met Nutteloze maar-dat-hebben-we-alletjes, en overal, overal van die karretjes, en in sommige lagen bleitende, slapende, gillende kleinemensjes tussen de haastig bijeengegraaide Nutteloosheidjes, voortgeduwd door steeds trager schuifelende grotemensjes met leegte in de ogen.

Zouden ze de uitgang halen of neerstorten net voor ze de wuivende geeljassen bereikt hadden die hen elektronisch van hun immersneller devaluerende valuta zouden ontdoen? Zou het leven lichter wegen, eenmaal buiten in de file op de ringweg, zouden ze opgelucht en olijk de namen reciteren van de Nutteloosheidjes op hun lekker lange rekeningetje?

Toch maar weer een mooie ÄlpûkystÖring te pakken gekregen. En het was de laatste!

Geplaatst in amusement, wereld | 1 reactie